I Contain Multitudes
The Life of Chuck – over verlies, herinnering en het gewone dat buitengewoon werd.
Sommige verhalen moeten achterstevoren worden verteld. Niet om terug te keren, maar om te begrijpen. The Life of Chuck doet precies dat. Een leven ontvouwt zich vanaf het einde — van de ineenstorting van het universum tot aan een jeugdige blik omhoog, naar een kamer bovenin het huis. Het voelt onnatuurlijk, en juist daarom zo waarachtig. Want zo werkt herinnering ook: we beginnen bij het verlies, en pas daarna ontvouwt zich langzaam wat er eigenlijk toe deed.
Het verhaal is klein, intiem, bijna ongemerkt groots. Geen heroïek, geen spektakel. Chuck is geen held. Hij is gewoon iemand. Iemand die leeft, twijfelt, danst. Iemand die afscheid neemt. En daarin schuilt een wonderlijke schoonheid: dat het niet de grote gebaren zijn die een leven betekenis geven, maar de stille keuzes, de onverwachte aanrakingen, het gedeelde moment.
Centraal staat een verboden kamer in een huis. De ‘cupola’. Hoog, afgesloten, beladen met een weten waar je nog niet aan toe bent. Iedereen draagt zo’n ruimte in zich. Een plek waar het besef van eindigheid ligt opgeslagen, net buiten bereik. En toch komt er een moment waarop je binnenstapt. Niet uit roekeloosheid, maar omdat het niet anders kan. Wat je daar aantreft, hoeft je niet te verlammen. Het kan ook precies dát zijn wat je de ruimte geeft om werkelijk te leven.
Ergens onderweg in het verhaal citeert een lerares de dichter Walt Whitman: “I contain multitudes.” En ineens valt alles op zijn plaats. Wat als we allemaal bestaan uit lagen, versies, werelden? Wat als ons innerlijk universum — met herinneringen, mensen, angsten, verlangens — net zo complex en vergankelijk is als het heelal zelf? Wanneer het leven wankelt, gebeurt dat niet altijd zichtbaar. De apocalyps vindt soms binnenshuis plaats. In stilte. In het wegvallen van een stem, een blik, een betekenis die er altijd was. En toch zijn het juist die ervaringen die iets openbreken. Niet om sterker te worden, maar om dieper te zien.
Misschien is dat de kern: niet proberen te vergeten, niet eindeloos analyseren, maar aanwezig blijven. In het alledaagse. In wat er wél is. In de zachte, verstilde ruimte die ontstaat wanneer we het onoplosbare even laten zijn. De kamer bovenin blijft. Soms open, soms gesloten. Maar wie eenmaal binnen was, kijkt anders. Niet zwaarder, maar ruimer. Niet verdoofd, maar bewogen.
I contain multitudes. Dat is geen verklaring. Het is een erkenning. En misschien is dat genoeg.