Das Ich setzt sich selbst
„Es ist zugleich das Handelnde, und das Produkt der Handlung…"
Johann Gottlieb Fichte
Gister schreef ik over het herfsttij — het moment waarop een beschaving nog eenmaal oplicht in verfijning, terwijl haar bezieling al aan het verdwijnen is. Vanmiddag keek ik naar Das Verschwinden des Josef Mengele. Een film over een man die, in plaats van te sterven, langzaam oplost. Een man die ooit dacht dat kennis en rationaliteit hem boven het menselijke verhieven — arts, wetenschapper, overtuigd van zijn eigen autonomie.
Hij noemde zichzelf geen Todesengel, die naam gaven anderen hem — de overlevenden van Auschwitz. Maar in zijn denken herkende hij zich eerder als verlichte schepper, een mens die meende boven goed en kwaad te staan. Hij was doordrenkt van de taal van de rede, van het ideaal van zuiverheid, van de gedachte dat het Ich zichzelf schept. Alsof Fichte’s „Das Ich setzt sich selbst“ niet de oorsprong van bewustzijn, maar een mandaat tot almacht betekende.
Wat hij vergat — of bewust negeerde — was het vervolg van Fichte’s zin: „Es ist zugleich das Handelnde, und das Produkt der Handlung…“ Het Ich is niet alleen handelend, maar ook gevormd door zijn handelen. Mengele nam de eerste helft als dogma, en schrapte de tweede. Zo bleef slechts de daad over, zonder terugslag, zonder spiegel. De verlichte god die zichzelf voortbrengt, maar nergens meer in wordt teruggezien.
Maar waar Fichte het bedoelde als een oproep tot bewustwording — het Ich dat zichzelf hervindt in relatie tot de wereld — gebruikte Mengele het als vrijbrief. Niet als moreel beginsel, maar als ontheffing van verantwoordelijkheid. Zijn “zelfzetting” werd geen bewustzijn, maar almacht: een Ik zonder spiegel, een mens die zichzelf tot principe verklaarde en daarmee ophield mens te zijn.
De film laat zien wat er overblijft wanneer dat denken werkelijkheid wordt. Een man die niet alleen vlucht voor zijn verleden, maar ook voor de werkelijkheid zelf. Schuld en geweten kunnen niet bestaan in zo’n universum: ze vereisen immers een ander. Een blik van buiten, een grens, een tegenstem. Mengele leeft voort in een wereld zonder kijkers, gevangen in de echo van zijn eigen rede. Zijn autonomie blijkt schijnvrijheid: een eindeloze herhaling van zichzelf.
De paradox van ontkenning is dat ze niet stilzet, maar uitwist. Wie weigert te zien, houdt niet vast aan het oude beeld, maar wist het beeld juist uit. Wat overblijft is een schaduw zonder lichaam. In Jungiaanse zin is dat de ultieme amputatie: de mens die zijn schaduw ontkent, wordt zijn schaduw.
Er is geen kwaad dat zo koud is als het kwaad dat zichzelf niet meer herkent. Niet de demonische woede van de dader, maar de leegte van de ontkenner. Geen haat, geen spijt, alleen vacuüm — het spiegelbeeld van waarheid. Serebrennikov toont dat niet met drama, maar met stilte. Geen boete, geen inzicht, geen dood met waardigheid — slechts een verdwijnend spoor in het zand. De zee neemt hem mee, onverschillig. Het water — het element zonder vorm — wist het laatste restje orde uit dat hij dacht te belichamen.
En daar was Huizinga weer. Aan het einde van een tijdperk dat zijn eigen schoonheid en rationaliteit tot het uiterste dreef — tot het breekpunt. Ook Mengele is zo’n herfsttijfiguur, maar dan van de moderniteit zelf: het moment waarop kennis haar ziel verliest, autonomie omslaat in leegte en het denken zichzelf verteert. Een beschaving die haar schaduw niet meer draagt, wordt schaduw.
Dat is de eigenlijke boodschap — niet moreel, maar existentieel. Dat waarheid alleen kan bestaan in de ruimte tussen mensen. In de spiegeling van de ander, in het erkennen van wat niet klopt. Waar die spiegel verdwijnt, ontstaat geen duisternis, maar leegte. En leegte is erger dan kwaad, omdat ze niets meer terugkaatst. De Todesengel van Auschwitz — die zichzelf tot god had gemaakt — verloor uiteindelijk ook die goddelijkheid. Wat overbleef was niet verhevenheid, maar leegte: een bestaan zonder spiegel, zonder tegenspel, zonder contour. Herfsttijloos.
Film: Das Verschwinden des Josef Mengele (2024), regie Kirill Serebrennikov, naar de roman van Olivier Guez (La Disparition de Josef Mengele, Prix Renaudot 2017).










