ANIMA | beweging van binnenuit
De stem onder de woorden
Ik ben gevraagd voor een interview over mijn
ANIMA-ontwikkeling.
Mijn eerste reactie?
Huh? Mijn wat?
De termen ken ik natuurlijk. Ik heb me verdiept in de Jungiaanse duidingen, in het innerlijk vrouwelijke als tegenbeeld in ieder mens – het bezielde, het verbindende, het intuïtieve. Maar wat betekent dat nou in míj? Wat is er eigenlijk ontwikkeld, of nog volop in wording?
Aan jullie – bij wijze van voorbereiding – alvast mijn reflecties.
ANIMA is voor mij geen abstractie, geen idee dat je kunt toepassen. Ze is eerder een fluistering die je opmerkt als je ophoudt met hard praten. Ze is geen kracht die zich laat vangen in definities, maar een beweging van binnenuit. In mijn leven is ze altijd aanwezig geweest – als gevoeligheid, als verlangen, als taal onder de taal – maar niet altijd zichtbaar of hoorbaar. Zeker niet voor mezelf.
Lang heb ik gefunctioneerd binnen heldere lijnen. Ik wist wat van mij verwacht werd en ik wist het meestal te brengen. Autonomie, helderheid, scherpte – daar kon ik mee voor de dag komen. Maar ergens bleef iets onvervuld. Niet als gemis, maar als onvermoeibare onderstroom. Een weten dat er méér is dan het gesprokene, het verklaarde, het bewezen.
Mijn ANIMA-ontwikkeling begon op het moment dat ik de controle verloor. Of beter gezegd: toen ik ermee ophield om haar als enige houvast te gebruiken. Dat ging niet zonder strijd. Het vroeg om vallen, loslaten, opnieuw leren luisteren. Naar mijn lijf. Naar mijn dromen. Naar dat wat niet per se klopt, maar wel resoneert.
Sindsdien merk ik dat ik anders beweeg. Zachter misschien, maar niet minder vastberaden. Mijn kracht is niet langer iets wat tegen iets anders in hoeft te staan. Ze ontstaat juist in het meebewegen – in het afstemmen op wat klopt, ook als het niet past. Ik werk anders. Ik spreek anders. Ik voel anders. Niet omdat ik het gepland heb, maar omdat ik me toestond geraakt te worden.
ANIMA is voor mij niet ‘het vrouwelijke’ in de klassieke zin. Ze is eerder de ruimte tussen de dingen – de bedding waarin schurende waarheden naast elkaar mogen bestaan. Ze is het vermogen om open te blijven, ook als het pijn doet. Ze is de taal van mijn binnenwereld, waarin gevoel, verstand en lijf niet langer in conflict zijn, maar elkaar aanvullen.
En ja – het vraagt trouw. Want telkens opnieuw merk ik hoe makkelijk ik terugschiet in de oude patronen: verklaren, duiden, beheersen. Maar mijn ANIMA vraagt iets anders. Geen bewijs. Geen tempo. Wel aanwezigheid. Wel waarheid. Dus als je me straks vraagt naar mijn ANIMA-ontwikkeling, weet dan dit: ik heb geen pasklaar antwoord. Maar ik ben onderweg. En wat ik onderweg ben tegengekomen – in mij, met anderen, in het leven zelf – heeft mij gevormd.
Misschien is dat precies wat zij doet.