Hebben en zijn
Over de documentaire Être et Avoir (2002, Nicolas Philibert)
In de taal zijn hebben en zijn de hulpwerkwoorden die je nodig hebt om elke handeling, elke beweging in de tijd uit te drukken. Zonder hen kun je niets vervoegen. Filosofisch bezien: zonder hebben en zijn kunnen we het leven zelf niet in woorden vangen.
Gisteren keek ik opnieuw de documentaire Être et Avoir. Ik had hem jaren geleden ook gezien, maar deze keer trof hij me anders. Niet zozeer de school, de meester, de kinderen – maar de titel zelf. Être et Avoir. Zijn en hebben. In het Nederlands is dat omgedraaid: Hebben en Zijn. Alsof het vanzelfsprekender klinkt om met het hebben te beginnen. Alsof je eerst bezit moet noemen, en pas daarna bestaan.
En juist die volgorde bleef hangen. Want wat betekent het eigenlijk om een leven te hebben? Het klinkt alsof het iets is dat je kunt bezitten, net als een huis, een herinnering of een verzameling boeken. Maar een leven is niet iets dat je op de plank kunt zetten. Het glipt voortdurend door je vingers: elk moment dat je hebt, verandert alweer in iets dat je alleen nog kunt herinneren.
Wat de titel bovendien zo raak maakt, is dat être en avoir in het Frans de eerste werkwoorden zijn die kinderen leren. Het fundament van de taal, het begin van elke vervoeging. In die zin zegt de film: hier, in dit klaslokaal, begint het leren – niet alleen van grammatica, maar van het leven zelf.
Want onderwijs gaat nooit alleen over rekenen of schrijven. Het gaat tegelijk over wachten, vertrouwen, ruzie maken en zich verzoenen. Je leert wat je kunt hebben – kennis, vaardigheden – maar je leert ook wat het betekent om te zijn. Het een zonder het ander zou leeg blijven.
Misschien is het daarom wezenlijker om te zeggen: een leven kun je niet hebben, je kunt het alleen zijn. Niet als bezit dat veilig in je zak past, maar als een gebeuren waarin je zelf telkens opnieuw betrokken wordt. Zijn is niet statisch, niet afgerond; het is een beweging, een voortdurende wording.
Vanuit dat perspectief verandert ook de vraag naar kwaliteit van leven. Het gaat niet om de optelsom van wat iemand bezit of bereikt, maar om de manier waarop iemand aanwezig is. Autonomie is dan niet het afbakenen van grenzen rondom wat van jou is, maar de mogelijkheid om jezelf te ervaren in samenhang met de wereld. Verbondenheid wordt niet de tegenpool van vrijheid, maar de bedding waarin vrijheid überhaupt kan bestaan.
Misschien is dat de stille les die in de titel besloten ligt: dat hebben en zijn niet los van elkaar bestaan, maar dat het hebben pas betekenis krijgt vanuit het zijn. Een diploma, een verzameling herinneringen, een zekere status – ze verliezen hun gewicht als ze niet gedragen worden door de manier waarop iemand leeft.
En in die zin is het omdraaien van de titel meer dan een kwestie van klank of vertaalgewoonte. Het zegt iets over een culturele reflex: dat we vaak eerst denken in termen van bezit, en pas daarna in termen van bestaan. Maar misschien vraagt het leven zelf om de omkering: om te beginnen bij het zijn, en het hebben daar slechts van af te leiden. Want uiteindelijk kun je niets vasthouden. Zelfs het leven zelf niet. Het enige wat werkelijk blijft, is dat je er bent – voor even, voor zolang het duurt. En misschien is dat genoeg: niet een leven te hebben, maar leven te zijn.