Gefrorenes Licht
Over innerlijke beweging en uiterlijke verbinding
Er zijn ervaringen die zich onttrekken aan verklaring. Ze laten zich niet vastleggen in taal of theorie, en juist daarin verschilt hun gewicht van het alledaagse. Wat werkelijk raakt, komt niet via het hoofd. Het verschijnt — in nabijheid, in stilte, in een ogenblik dat zich niet laat herhalen.
„Du magst es greifen, du begreifst es nicht. Was du auch siehst, ist nur gefror′nes Licht.”
Die regels, afkomstig uit een lied ter nagedachtenis aan de natuurkundige Hans-Peter Dürr, vangen iets wat zich ook in het denken van Carl Gustav Jung en Martin Buber aftekent. Zij bewegen zich — ieder op hun eigen manier — rond de vraag wat een mens werkelijk tot mens maakt: innerlijke samenhang, of relationele verbondenheid? Zelfwording, of ontmoeting?
Spiegeling van binnen
Voor Jung is de ander vaak aanleiding tot bewustwording. Wat men bewondert, afwijst of verlangt in een ander, zegt iets over het eigen onbewuste. Zo verschijnen beelden uit het innerlijk als projectie op de buitenwereld: de animus/anima, de schaduw, het Zelf. Het doel is niet om dit mechanisme af te wijzen, maar om het door te werken. Wie leert zien wat gespiegeld wordt, ontwikkelt zich. Deze beweging vraagt precisie én overgave. Wat zich aandient als waarheid, kan onvolledig blijken. Wat men wil vasthouden, moet soms juist worden losgelaten. De binnenwereld is rijk, gelaagd en soms verwarrend — maar altijd betekenisvol. De spiegel is noodzakelijk, maar niet voldoende.
Aanwezigheid tussen mensen
Buber verschuift de aandacht van het innerlijk naar het tussenmenselijke. Hij maakt onderscheid tussen twee manieren van verhouden: Ich-Es, waarbij de ander tot object wordt gemaakt, en Ich-Du, waarin men de ander werkelijk ontmoet. Niet als functie, rol of verlengstuk van zichzelf, maar als zelfstandig aanwezig wezen. Een Ich-Du-ervaring is nooit maakbaar. Ze voltrekt zich — op het moment dat iemand werkelijk aanwezig is, zonder te beheersen of te benoemen. Het is een relationele intensiteit die zich niet laat vertalen in functie of nut. De ander wordt niet verklaard, maar ontvangen. Wat zich daarin openbaart is geen kennis, maar werkelijkheid.
Spiegel én aanwezigheid
Wanneer de ander zowel spiegelt als aanwezig is — niet oplossend, niet verklarend, maar eenvoudig aanwezig in wie hij of zij is — ontstaat een vorm van verbinding die zich aan analyse onttrekt. Het contact wordt dan niet instrumenteel, maar existentieel. Niet als middel, maar als ruimte waarin iets fundamenteels zichtbaar wordt.
Er ontstaat een veld waarin innerlijke beweging en uiterlijke verbinding elkaar niet uitsluiten, maar aanvullen. Waar het innerlijk tot spreken komt via de nabijheid van de ander, en de ander zich openbaart zonder bezit of projectie. In zulke ontmoetingen lijkt tijd even stil te staan. Niet omdat er niets gebeurt, maar omdat wat gebeurt, niet hoeft te worden gestuurd. Wat verschijnt, is. Het laat zich niet grijpen, en precies daarom kan het raken.
Er bestaat een vorm van weten die niet uit begrip voortkomt. Een verstaan dat niet verklaart. Wat zich daarin aandient, is geen bezit — geen afsluiting, geen zekerheid. Maar iets dat zich opent, een mogelijkheid, een helderheid in de leegte.
„Dann zög’re nicht, dich zu verwandeln... und in der Leere offenbart sich erst dein Sein.”
Wat wezenlijk is, verschijnt niet in het voltooide, maar in het open. Niet in wat begrepen wordt, maar in wat men durft te laten bestaan.
Tekstfragmenten uit „Gefrorenes Licht (für Hans-Peter Dürr)” zijn geschreven door Eva-Maria Admiral, gezongen en op muziek gezet door Konstantin Wecker.
Afbeelding: Vladimír Zbyñovský - Light Receivers 2025