De fout als wegwijzer
Een pleidooi voor menselijkheid in systemen
"Accepteer meer fouten, toon menselijkheid" (NRC 26.6.25) Het zou zo de ondertitel kunnen zijn van ons Trust First Initiative. Niet omdat fouten op zichzelf goed zouden zijn, maar omdat ze onvermijdelijk zijn. En omdat hoe we ermee omgaan, bepaalt of ze leiden tot angst – of tot groei. Tot rigiditeit – of tot ruimte. Tot controle – of tot vertrouwen.
In zijn pleidooi tegen het blinde geloof in ‘de kettingzaag’ raakt Mees van Tooren een kern die in veel verandertrajecten onderbelicht blijft: de bureaucratie is geen log stapel regels, maar een spiegel van onze collectieve angst. De angst om het fout te doen. De angst om geraakt te worden door de gevolgen van ons eigen handelen. De angst om op te vallen in een systeem dat vooral veiligheid lijkt te beloven als je niet beweegt.
Wat als een fout geen breuk, maar een ingang is? Jung schreef: “De schaduw is die plek waar ons potentieel huist, zodra we bereid zijn het te erkennen.” In die zin is een fout niets anders dan een uitnodiging tot zelfinzicht. Een mogelijkheid om iets te zien wat eerst verborgen was – over het systeem, de ander, of onszelf. Maar dat vraagt dat we die fout durven aanraken. Niet wegduwen, niet juridificeren, niet onder procedures verstoppen, maar menselijk ontmoeten. In Trust First werken we vanuit het idee dat vertrouwen geen resultante is, maar een voorwaarde. Net als in de filosofie van Spinoza, waar caute – voorzichtigheid – niet staat voor verlamming, maar voor een bezonnen vorm van handelen die juist ruimte opent. Voor nuance. Voor verschil. Voor het erkennen van complexiteit. En voor het feit dat waar mensen werken, dingen soms misgaan. Niet omdat ze onprofessioneel zijn, maar omdat ze leven. En leven is altijd kwetsbaar.
Over het ‘systeem in het hoofd’ Het fascinerende aan bureaucratie – en tegelijk zo schrijnend – is dat ze zich in de hoofden nestelt. Zelfs als de regels versoepeld worden, blijft de ambtelijke geest op zijn hoede. Alsof de fout zich permanent achter de deur schuilhoudt. Ik heb in mijn werk talloze mensen ontmoet die diep geraakt werden door de angst om het verkeerd te doen. Niet omdat ze niet wílden handelen, maar omdat ze hun menselijkheid waren gaan wantrouwen. Alsof alleen nog het sjabloon zekerheid kon bieden. Maar die zekerheid is schijn. En bovendien: onmenselijk.
Wat vraagt dat van ons? Het vraagt iets radicaals eenvoudigs. Dat we niet alleen systemen durven herzien, maar onze kijk op falen. Niet als bewijs van onvermogen, maar als richtingaanwijzer. Niet als reden voor terugtrekking, maar als signaal tot dialoog. Want falen wijst op grensmomenten. Op momenten waarop het bekende niet meer volstaat. En dus op de plek waar ontwikkeling mogelijk wordt. Voor de overheid betekent dat: stop met ambtenaren tot risico-averse uitvoerders te maken. Koester degene die handelt in onzekerheid en blijf nabij als het misgaat. Voor politici: wees duidelijk over de wenselijkheid van eenvoud, maar erken ook dat vertrouwen pas groeit waar ruimte is om te leren, niet om te bewijzen. En voor onszelf, als burgers: wees bereid om die fout – mits open, transparant, en oprecht – niet alleen te verdragen, maar ook te ontvangen als een teken van leven.
In de kern is de fout geen breuk, maar een begin. Daar waar het systeem hapert, wordt de mens zichtbaar. Niet als tekort, maar als waarheid. Laten we die waarheid niet met regels dichtmetselen, maar met vertrouwen tegemoet treden.